Begin juni 1886 verhuisden Theo en Vincent van hun appartement aan de rue Laval naar de rue Lepic 54. Sinds Vincents komst naar Parijs in februari van dat jaar was het huis aan de rue Laval te klein geworden. Het nieuwe appartement was voor Parijse begrippen ruim en Vincent had er in ieder geval zijn eigen atelier: een kamer met een klein raam aan de achterkant van het pand. Hij sliep in het zogenaamde cabinet. Aan de voorzijde van het appartement bevonden zich de kamer van Theo en de woonkamer. Het appartement moet op den duur volgehangen hebben met talloze schilderijen. Niet alleen van Vincent zelf: de broers verzamelden ook werk van andere kunstenaars, dat ze aankochten of ruilden tegen Vincents werk. Via Vincents schoonzus Jo van Gogh-Bonger (met wie Theo op 18 april 1889 trouwde) weten we hoe het appartement eruit zag, met:
“drie tamelijk groote kamers, een cabinet en een keukentje. De woonkamer was gerieflijk en gezellig met Theo’s mooie, oude kast, een gemakkelijke sofa en een groote vulkachel want de broers waren beiden even kouwelijk; daarnaast was Theo’s slaapkamer. Vincent sliep in het cabinet, en daarachter was het atelier, een gewone kamer met één, niet bizonder groot raam.” (bron: Jo van Gogh Bonger, XXXVI, DL 1, 1955)
Vanaf de vierde etage van het appartementencomplex in Montmartre keken ze uit over de stad: een uitzicht dat Vincent meerdere malen vastlegde op doek. Maar het liefst stond hij buiten op straat in Montmartre, waar de onderwerpen zich voor hem aandienden: straatgezichten, de molens op Montmartre, café’s. In zijn atelier schilderde hij verder aan de doeken waarmee hij buiten was begonnen, werkte hij aan (zelf)portretten, maakte hij geïnspireerd door de kunstenaar Monticelli talloze bloemstillevens en werkte hij naar afgietsels van klassieke sculpturen die hij bezat.
Volgens Theo ging er geen dag voorbij dat Vincent geen bezoek kreeg of uitgenodigd werd bij kunstenaars op hun ateliers. Ook kreeg hij elke week een vers boeket met bloemen van een kennis, als voorbeeld voor een schilderij. Ondanks deze positieve berichten van Theo, was de sfeer aan de rue Lepic op den duur allesbehalve gemoedelijk en van een vertrouwelijke, vriendschappelijke band tussen de twee broers was geen sprake: Vincents karakter zorgde voor moeilijkheden in de omgang. Iets meer dan een jaar na Vincents aankomst in Parijs luchtte Theo zijn hart in een brief aan hun zus Willemien:
“Het is bij mij thuis onhoudbaar, niemand wil meer bij me aan huis komen, daar dit altijd standjes geeft en bovendien is hij zoo slordig dat het huishouden er alles behalve aanlokkelijk uitziet. Ik hoop maar dat hij op zichzelf zal gaan wonen, daar heeft hij wel over gesproken, maar als ik het zou zeggen dat hij weg moest gaan, zou het juist een reden zijn voor hem om te blijven.” (bron: brief Theo van Gogh aan Willemien van Gogh, 14 maart 1887)
Toch keerden de verhoudingen zich niet lang daarna ten goede. In april berichtte Theo aan zijn zus dat Vincent en hij vrede hadden gesloten en dat hij hem had gevraagd te blijven.
Vincent vertrok uiteindelijk op 19 februari 1888 naar Arles: hij was moe van het drukke leven in de stad en ging in het zuiden op zoek naar helderder licht en de rust van het platteland. Theo zou nog ruim een jaar in het appartement wonen. Omdat hij het maar eenzaam vond na het vertrek van Vincent zocht hij een andere huisgenoot; dat werd de Nederlandse kunstenaar Arnold Koning. Op 20 april 1888 verliet ook Theo het appartement. Hij betrok toen met zijn kersverse vrouw Jo Bonger een appartement aan Cité Pigalle.
Tips & Aanvullingen